Deze manier van dempen heeft ook wat nadelen. Door het toenemende toerental
van de motor neemt ook de tegendruk in de uitlaat iets toe waardoor wat
vermogenverlies optreedt. In die tijd was dat niet zo belangrijk. Bij de Citroën HY waarbij de
uitlaat ook een functie had om de carterolie sneller op temperatuur te
brengen bij een koude start was deze daarom voor het carter geplaatst. Ook
de 2CV heeft een labyrint uitlaatsysteem en is om praktische redenen dwars achter de motor
geplaatst.
Absorptie-uitlaat
Niet veel later werd deze labyrint constructie vervangen door een buis
met gaatjes, de absorptiegeluiddemper genoemd. De constructie bestond
uit een pijp met dezelfde diameter als de uitlaatpijp, geperforeerd
met een groot aantal kleine gaatjes en omwonden met een geluiddempend
materiaal, zoals wolachtig asbest of glasvezel. De drukgolf kon nu
makkelijk worden afgebroken omdat na elk gaatje een beetje van de
geluidsenergie verloren ging en er bij het bereiken van het einde van de
geluiddemper een aceptabel geluidsniveau over bleef. Een voordeel bij
deze constructie is dat de uitlaatgassen zonder remmende werking of
tegendruk de uitlaat konden verlaten. Een belangrijk gegeven voor een
viertakt motor die op deze manier vrij kan ademen, dit in tegenstelling
tot de tweetactmotor waarbij een bepaalde tegendruk noodzakelijk is.
|